Terug naar Kennisbank

1986 Broedvogelkartering de Dreef

De Dreef ligt op de grens van de Oost-Veluwse bosgordel en helt van west
naar oost van 14 Ć  15 meter langs de westgrens boven N.A.P. tot 9 Ć  10
meter in het oostelijk deel.
Het landgoed ligt grotendeels op leemhoudend dekzand dat als opvulling in
een dal ten noorden van de Koerberg ligt. Onder de dekzandlaag liggen op
geringe diepte grindrijke leemhoudende lagen. Het oostelijke deel bestaat
uit holtpod zolgronden, het middengedeelte en de overgang van het westelijk deel uit veldpolgronden en het westelijke gedeelte uit haarpodzolen.
Circa 40 procent bestaat uit holt- en veldpodzolen en 60 procent uit haarpodzolen. Dit betekent dat de bodem voor het merendeel van de oppervlakte vrij arm is. Van oost naar west wordt de bodem geleidelijk leemarmer en droger.
Voor de houtopstanden is de samenstelling van de bodem erg belangrijk omdat bomen op hooggelegen bosgronden afhankelijk zijn van hangwater in de bovengrond. De hoeveelheid hangwater die beschikbaar is hangt sterk af van onder andere het humus- en leemgehalte van de bovengrond.
Voor de omvang van de broedvogelpopulaties zijn de samenstelling en groeimogelijkheden van de houtopstanden de ruggengraat voor de aan- of aanwezigheid van soorten.
Op arme gronden groeien veelal alleen grove den en is vaak een weinig gevarieerde vogelbevolking ( veel mezen).
Bosgronden die rijker zijn bieden veel loofhoutsoorten groeimogelijkheden:
het bos is gevarieerd en de vogelbevolking bestaat uit meer soorten dan in het dennenbos.
Op de Dreef zijn de overgangen van rijke- naar arme bodems herkenbaar aan de samenstelling van de houtopstanden.
Langs de Zwolseweg zijn fraaie laanpartijen bestaande uit oude beuken en
in het bos bij het orthopedagogisch centrum solitaire zomereiken, acacia’s
en linden.
Het centrale gedeelte bestaat uit gemengde beuken- en eikenopstanden
met een fraaie eikenlaan. Het westelijke gedeelte bestaat grotendeels
uit grove denopstanden met enkele mengingen van zwarte den en lariks.
De bosbouwers hebben zich in het verleden laten leiden door de potentiƫle mogelijkheden van de bosbodem.
Hoewel de houtopstanden grotendeels aangelegd zijn in de twintiger jaren
en dus gerekend moeten worden tot de jongere bossen, is in korte tijd
toch een fraai bos ontstaan. Vooral het oostelijke deel dat ouder is
en als landgoed aan het eind van de vorige eeuw aangelegd is.
Ook waterhuishoudkundig is de Dreef interessant, omdat in het centrale
gedeelte in het midden van de laanassen een bosvijver ligt die ook tijdens droge zomers waterhoudend is. In de bosvijver bevindt zich een wel
die de vijver met water voedt. Vanaf de westelijk gelegen weilanden monden enkele slootjes in de vijver.
Gedurende langdurige perioden met neerslag wordt ook water aangevoerd
vanaf de Tonnenberg en uit het bos waar zich ook een wel bevindt.
De verscheidenheid aan opstanden, laanstructuren, landschappelijk fraaie
overgangen en een bosvijver resulteren in een gevarieerde broedvogelbevolking met van een aantal broedvogels hoge dichtheden.
Methode van onderzoek.
Naast veel individuele bezoeken aan de Dreef zijn in het bos vijf veldopnamen gemaakt en op het landgoed vier opnamen. Tevens is op het landgoed in 1986 een nestkastproject gestart met 45 nestkasten.
Vanaf zonsopgang tot enkele uren daarna zijn alle territoriumhoudende
vogels op kaart ingetekend. Na de veldperiode zijn soortkaarten vervaardigd en is met behulp van de handleiding van het Broedvogelmonitoringsproject ( S.O.V.O.N.) per soort de dichtheid bepaald. Vervolgens is een splitsing gemaakt van het bos en het landgoed, zodat per soort de dichtheden vergeleken kunnen worden.
Na dit belangrijke onderdeel van het onderzoek is per soort nagegaan waar
de territoria gevestigd waren, zodat vervolgens een classificatie van de
broedbiotoop in beeld gebracht kon worden.

1986 Broedvogelkartering de Dreef(2 MB)

Kenmerken

Datum 1986 / 07
Afdeling Epe-Heerde
Publicatie Onderzoeksverslag
Auteur A. Hottinga
Thema Vogels